Voorbeeldtoets |Blink Nederlands |Havo/vwo | Klas 1 |Onderdeel Grammatica leerjaar 1


Achter de opgave staat niet bij welke les het hoort, want bij Blink is alle grammatica-uitleg te vinden in de online toolbox.

Kennis

1)

Waar herken je een zelfstandig naamwoord aan? 

2)

Waar herken je een bijvoeglijk naamwoord aan?

3)

Wat is het verschil tussen een zelfstandig werkwoord en een hulpwerkwoord?

Begrip

4)

In elke zin staan een hulpwerkwoord en een zelfstandig werkwoord. 

  1. Onderstreep in de zinnen het hulpwerkwoord.

  2. Herschrijf de zin nu zonder hulpwerkwoord(en).

1

Het eindexamen zal in de laatste week van juni zijn.



2

De diploma-uitreiking gaat zeker een groot feest worden voor alle leerlingen. Ze hebben er hard voor gewerkt.



3

De zomervakantie zou langer moeten duren; het is zo weer september.



4

Het nieuwe schooljaar gaat beginnen zodra het nieuwe schoolgebouw klaar is. Ze zijn nu nog bezig met verbouwen. 



Toepassen

5)

Lees onderstaand fragment uit een nieuwsbericht en zet daarna de woorden per woordsoort in de tabel.

Tekst 1

Weerbericht Nederland

Uw weerman vandaag: Johnny Willemsen

Vanmiddag is er veel zon en wordt het op veel plaatsen 23 tot 27 graden met de hoogste maxima in het oosten. Langs de kust blijft het aanmerkelijk koeler door wind van zee. … Komende nacht verloopt droog en rustig bij minima tussen 12 en 15 graden. Morgen is het wisselend bewolkt en wordt het met 20 tot 25 graden regionaal weer zomers warm. Eind van de middag neemt vooral in het oosten en zuiden de kans op fikse onweersbuien toe.


Bron: NU.nl



Lidwoord

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

hulpwerkwoord

zelfstandig werkwoord































6)

In een vormtest kijk je naar de vorm die een los woord kan hebben. Welke ‘vormen’ kan een woord hebben bij de volgende woordsoorten:

  1. zelfstandig naamwoord

  2. werkwoord

7)

Bij de vormtest kijk je ook naar het bijvoeglijk naamwoord. Welke uitspraak is of welke uitspraken zijn juist over de vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

  1. Er bestaat van ieder bijvoeglijk naamwoord maar één vorm. 

  2. Een bijvoeglijk naamwoord kan eindigen op een -e. 

  3. Een bijvoeglijk naamwoord heeft een basisvorm, soms met een -e erachter. 

  4. Een bijvoeglijk naamwoord eindigt altijd op -e. 

8)

Geef van onderstaande bewering aan of deze juist of onjuist is.

Het woord of de woorden voor de persoonsvorm vormen één zinsdeel.

9)

Uit hoeveel zinsdelen bestaat onderstaande zin? Kies het goede antwoord.

De voetbalsupporters zingen het clublied iedere zondag in het stadion.

  1. 4 zinsdelen 

  2. 5 zinsdelen

  3. 6 zinsdelen

  4. 7 zinsdelen

10)

Geef in onderstaande zinnen aan wat het onderwerp is.

  1. Kees koopt een fiets.

  2. De zuster heeft bloed afgenomen.

  3. De studenten waren geconcentreerd aan het werk.

  4. Heeft Feyenoord gisteren echt gewonnen van Ajax?

  5. De kinderen van de eerste klas liepen netjes met de juf mee naar de gymles.

11)

Vul de persoonsvorm (pv), het werkwoordelijk gezegde (wwg) en het onderwerp (ond) van de zinnen in. (B)

Zin:

pv

wwg

ond

Let jij in de les wel goed op?

 

 


In verband met de kermis mag niemand hier parkeren.

 

 


Heeft Pieter zijn boeken op tijd ingeleverd?

 

 


De gemeente heeft alle restaurants gesloten.

 

 


De politie deelt gedurende het jaar veel boetes uit.

 

 


12)

Geef bij elke zin aan wat het lijdend voorwerp is.

  1. De chirurg opereert de hand.

  2. De hond beet de kat.

  3. Alle gasten hebben de bruid een bos bloemen gegeven.

  4. De studenten hebben de les als voldoende beoordeeld.

  5. De school neemt alle leerlingen aan.

shape exlamationmark shape questionmark

Zoek in meer dan 10.000 proefwerken

Echte toetsvragen, precies aansluitend op jouw lesmethode en leerjaar.
Voor klas 1 t/m 6 van vmbo t/m gymnasium.

Zoek jouw toets