Uitwerking:

• 1 = knipkiezen, 2 = fijn scheuren, 3 = puntig

  Toelichting: Beethouden en scherp hoort ook bij vleeseters, maar dit hoort bij de 

hoektanden. Die hebben een andere functie dan de kiezen.

Uitwerking:

• Letter L, dit onderdeel heet de celwand.

Let op: Beide moeten opgeschreven zijn om de vraag goed te hebben. 

Uitwerking:

• 1= koolstofdioxide,  2 = water (met mineralen), 3 = (zon)licht, 4 = glucose, 5 = zuurstof.

Toelichting: Belangrijk is dat koolstofdioxide, water en zonlicht aan de linkerkant 

van het = teken staan, en glucose en zuurstof aan de rechterkant van de =. De volgorde waarin je het opschrijft maakt verder niet uit. 

Uitwerking:

• R = maag.
• T = dunne darm.

Uitwerking:

• Antwoord C. Insecten hebben altijd tracheeën. Kieuwen hoort bij vissen en amfibieën en longen horen bij reptielen, vogels en zoogdieren.

Uitwerking:

• Het is afkomstig van een plant, het onderdeel heet een huidmondje.

Toelichting: De vraag bestaat uit twee delen. Beide delen moeten beantwoord zijn om de vraag goed te hebben.

Uitwerking:

a = onjuist, b = onjuist, c = juist

Toelichting: a) zuurstof wordt door de tracheeën door het lichaam gepompt. b) het hart ligt aan de achterkant van het lichaam. 

Uitwerking:

• Antwoord S, want houtvaten liggen altijd aan de binnenkant van de vaatbundel in een stengel. 

Uitwerking:

• 1) Isoleren. Mogelijke voorbeelden zijn; dikke vacht, verenkleed, vetlaag, wintervacht.

2) Klein oppervlak. Mogelijke voorbeelden zijn; Oprollen, kleine oren, korte stevige poten.

3) Kou vermijden. Mogelijke voorbeelden zijn; winterslaap, winterrust.

Toelichting: Bij elke manier moet een voorbeeld beschreven staan, anders is de vraag niet goed. Je hoeft niet alle voorbeelden op te schrijven.

Uitwerking:

• Dat de lichaamstemperatuur altijd ongeveer hetzelfde is. 

Uitwerking:

• Mogelijke antwoorden zijn: 

• Camouflage: Dieren nemen de kleur of vorm van de omgeving aan, waardoor ze bijna niet te zien zijn voor vijanden

• Mimicry: Het lijken op een ander dier dat gevaarlijk is, waardoor vijanden niet geïnteresseerd zijn.

Let op: Let op dat je bij zo'n opgave zowel het begrip opschrijft als de uitleg erna 

geeft. Zonder uitleg is het antwoord niet goed.Let ook op dat er specifiek om dieren 

wordt gevraagd. Uitleggen hoe planten zich beschermen is dus NIET goed. 

Uitwerking:

• Van glucose worden eiwitten, vetten en zetmeel gemaakt. 

• Eiwitten worden gebruikt om te groeien. Vetten en zetmeel zijn reservestoffen.

Toelichting: De vraag bestaat uit twee delen. Dit betekent dat je antwoord ook uit 

twee delen moet bestaan om de vraag goed te kunnen beantwoorden.

Uitwerking:

• Een vis opent zijn bek en neemt een hap water. Het water stroomt richting de kieuwdeksels, waar de kieuwplaatjes liggen. In de kieuwplaatjes stroomt het water langs de haarvaten. Hier gaat het zuurstof van het water in het bloed en koolstofdioxide van het bloed in het water.

Let op: De onderstreepte begrippen moeten benoemd zijn in je uitleg. Belangrijk is ook dat je op de juiste manier uitlegt welke stof wordt opgenomen in het bloed en welke wordt uitgescheiden uit het bloed.

Uitwerking:

• Bij insecten stroomt het bloed vrij door het lichaam, terwijl het bloed in de vis steeds in bloedvaten zit. 

Uitwerking:

1. Bastvaten en houtvaten.

2. Houtvaten vervoeren water met mineralen vanuit de wortels omhoog naar de bladeren. Ze liggen aan de binnenkant van de vaatbundel.

Bastvaten vervoeren water met glucose en andere voedingsstoffen van de bladeren terug naar de rest van de plant. Ze liggen aan de buitenkant van de vaatbundel.

Let op: Beide vaten moeten bij a) benoemd zijn om de vraag goed te beantwoorden. Bij b) kun je een ezelsbruggetje gebruiken: 

omHoog = Houtvaten          Beneden = Bastvaten 

Uitwerking:

• De mogelijke antwoorden zijn:

• Vetlaag op de bladeren, waardoor er minder water uit de huidmondjes verdampt of;

• Haren of stekels op de bladeren die zorgen voor stilstaande lucht, waardoor er minder water verdampt.

Let op: Omdat in de tekst al wordt benoemd dat cactussen opgerolde bladeren 

(doorns) hebben, kun je dit niet meer als antwoord gebruiken! 

Uitwerking:

Uitwerking:

• Via de huidmondjes wordt zuurstof in de plant en koolstofdioxide uit de plant vervoerd. Als de huidmondjes aan de onderkant van het blad zouden zitten, dan zou het water dit tegen houden. Daarom zitten de huidmondjes aan de bovenkant van het blad.

Uitwerking:

• Eva heeft gelijk. Aan de wortel zitten wortelharen. Als deze beschadigd raken kan de plant minder goed voedingsstoffen opnemen. 

  
  

Toelichting: De vraag is alleen goed als je de juiste onderbouwing gebruikt. Dus

alleen “Eva heeft gelijk” opschrijven is niet genoeg. Om de vraag volledig te 

beantwoorden moet je de onderstreepte begrippen gebruiken in je uitleg.

Uitwerking:

• Aziatische olifanten hebben kleinere oren omdat zij minder te maken hebben met extreme hitte en droogte in vergelijking met de Afrikaanse olifant. De oren van de Aziatische olifanten zitten dichter tegen de kop omdat zij in dichtbegroeide oerwouden leven, terwijl de Afrikaanse olifant in gebieden leeft met weinig begroeiing. 

Toelichting: Om deze vraag te kunnen beantwoorden heb je inzicht nodig in de 

leefomstandigheden in zowel Afrika als Azië. In de tekst staat dat Afrikaanse olifanten de oren gebruiken om af te koelen. Als in de tekst daarna staat dat Aziatische olifanten kleinere oren hebben, hoeven zij zichzelf dus minder af te koelen. Dit heeft te maken met het minder warme en droge klimaat in Azië.