Voorbeeldtoets |Polaris Natuurkunde |Vwo/gymnasium |Klas 3 |Hoofdstuk 1


Wanneer er gevraagd wordt om iets uit te rekenen, doe dat dan altijd op de volgende stapsgewijze manier:

  • Gegeven (wat zijn de gegevens? Noteer deze)

  • Gevraagd

  • Formule(s)

  • Berekening (noteer ook je tussenstappen!)

  • Conclusie (en controleer of je echt het antwoord op de vraag hebt gegeven, inclusief eenheid)

Het is belangrijk om op deze manier te werken om de vraag volledig te beantwoorden en op je toets alle punten te scoren.

Achter de opgave staat steeds tussen haakjes bij welke paragraaf deze hoort.

Kennis

1)

Beantwoord de volgende vragen.

  1. Welke formule kun je gebruiken om de geluidssnelheid te berekenen? Leg ook uit waar de symbolen voor staan.  (§ 1.1)

  2. Wat is de amplitude? (§ 1.2)

  3. Wat betekent resonantie? (§ 1.3)

  4. Wat is een grondtoon? (§ 1.3)

  5. Wat is de kwadratenwet?  (§ 1.4)

Begrip

2)

Om de afstand te meten tussen twee muren die wat verder uit elkaar staan, kun je een afstandsmeter gebruiken die met geluid werkt. Bij een temperatuur van 20 graden Celsius is de geluidssnelheid 343 m/s. 

Bij een meting tussen twee muren zit er 0,025 seconde tussen het uitgezonden en ontvangen signaal. 

  1. Leg uit wat het medium in dit geval is.  (§ 1.1)

  2. Hoe groot is de afstand tussen de twee muren? (§ 1.1)

3)

Kies steeds het juiste antwoord.

  1. Wanneer de frequentie hoger wordt, wordt de toonhoogte hoger / lager / blijft gelijk. (§ 1.2)

  2. Wanneer de trillingstijd groter wordt, wordt de frequentie hoger /  lager / blijft gelijk. (§ 1.2)

  3. Wanneer de amplitude groter wordt, wordt de toonhoogte hoger / lager / blijft gelijk. (§ 1.2)

  4. Wanneer de amplitude groter wordt, wordt de geluidssterkte hoger / lager / blijft gelijk. (§ 1.4)

  5. Wanneer de frequentie hoger wordt, wordt de geluidssterkte hoger / lager / blijft gelijk. (§ 1.4)

Toepassen

4)

Jan en Marie doen een onderzoek op de manege. Terwijl Jan op het paard zit maakt Marie daarvan een videometing. Ze zijn geïnteresseerd of de beweging van de berijder, die op en neer gaat voldoet aan een harmonische trilling. De resultaten van de videometing is uitgezet in een (u,t)-grafiek en is weergegeven in onderstaande figuur. 

  1. Jan zit 1,50 meter hoog op het paard. Leg uit hoe je dit in de grafiek kunt zien. (§ 1.2)

  2. Bewijs dat de amplitude van deze trilling 40 cm is. (§ 1.2)

  3. Bepaal, met behulp van de grafiek, de frequentie van de trilling. (§ 1.2)

5)

Een didgeridoo is een muziekinstrument dat oorspronkelijk werd bespeeld door de Aboriginals uit Australië. De didgeridoo bestaat uit een door termieten uitgeholde boomtak die verschillende tonen voortbrengt als je erop blaast. Zie figuur.



Tom onderzoek de klank van een didgeridoo. Hij blaast op het smalle uiteinde en registreert het geluid. Je ziet hieronder in het oscillogram het resultaat.

  1. Dit is een samengestelde toon. Leg uit hoe je dat kunt zien aan het oscillogram. (§ 1.2)

  2. Bepaal de frequentie van de grondtoon van de didgeridoo.  (§ 1.3)

  3. Bereken de frequentie van de tweede boventoon. (§ 1.3)


Bewerkt naar: examen vwo 2007-I 


6)

Youssef speelt met orgelpijen. In het figuur hieronder staan er drie getekend. Pijp A heeft een lengte van 35 cm. Pijp B heeft een lengte van 70 cm en Youssef verwacht dat pijp C een lengte heeft van 1,40 meter, want die is twee keer zo lang als pijp B.


Hij brengt de lucht in de pijpen in trilling en merkt dat alle drie de pijpen een ander geluid weergeven. Youssef begint bij pijp B, hij brengt de lucht in trilling met een frequentie van 245 Hz (de grondtoon). Hij merkt dan dat pijp C het geluid “overneemt” maar dat pijp A “stil” blijft.



  1. Leg uit waarom pijp A stil blijft. (§ 1.3)


De grondtoon van pijp C is één octaaf lager dan die van pijp B. 

  1. Bereken de frequentie van de grondtoon van pijp C. (§ 1.3)

  2. Wat vertelt dit je over het soort toon dat pijp C dan voortbrengt als die meetrilt met pijp B?  (§ 1.3)

  3. Bereken de trillingstijd in ms van deze frequentie. (§ 1.2)


7)

Tijdens het wandelen ziet Henk plotseling een kind de straat oversteken. Hij roept naar haar om haar te waarschuwen. Henk staat 40 meter van het meisje af en zij hoort hem met een sterkte van 48 dB. (§ 1.4)

  1. Met welke geluidssterkte zou zij Henk horen wanneer Henk samen met zijn vrouw roept? (Je mag in deze opgave aannemen dat iedereen even hard roept).

  2. Om zeker te weten dat het meisje het hoort zou de geluidssterkte bij haar eigenlijk 60 dB moeten zijn. Met hoeveel personen moeten ze dan roepen?

  3. Alternatief kan Henk ook dichterbij gaan staan. Hoe dichtbij moet hij staan om te zorgen dat het geluid van hem (in zijn eentje) het meisje met een geluiddsterkte van 60 dB bereikt?

  4. Hoeveel keer zo hard is dan het geluid dat het meisje hoort?

8)

Het menselijk gehoor is niet voor elke frequentie even gevoelig. Dat is te zien in diagrammen zoals het onderstaande. Hierin zie je weergegeven welke tonen even luid klinken als een toon van 1000 Hz. De verschillende lijnen geven dit weer voor tonen van verschillende luidheid. Deze zijn uitgedrukt in foon, een maat voor de luidheid. Dat is vergelijkbaar aan de decibel, die ook in het diagram staat aangegeven op de linkeras. (§ 1.5)



Rond 3000-4000 Hz is de gevoeligheid het grootst.

  1. Hoe kun je dit zien in het diagram? (§ 1.5)

  2. Leg uit wat de gehoordrempel betekent. (§ 1.5)


De gevoeligheid van het gehoor verschilt per mens. Zo hebben baby’s een kleiner hoofd dan volwassenen, doordat ze nog niet volgroeid zijn. Daardoor is hun gehoorgang korter. 

  1. Leg uit of baby’s daarom gevoeliger zijn voor hogere of lagere klanken. 


Te hard geluid wordt als pijnlijk ervaren. Als voorbeeld bekijken we een straaljager die laag overvliegt. Daarbij maakt de straaljager het meeste geluid rond een frequentie van 500 Hz. 

Er is gemeten dat een opstijgende straaljager op 10 m afstand een geluidssterkte heeft van 127 dB. De startbaan ligt ruim 300 m van de verkeerstoren.

  1. Bereken of het geluid van een straaljager die opstijgt, vanuit de verkeerstoren als pijnlijk wordt ervaren. Gebruik hierbij het diagram.

shape exlamationmark shape questionmark

Zoek in meer dan 10.000 proefwerken

Echte toetsvragen, precies aansluitend op jouw lesmethode en leerjaar.
Voor klas 1 t/m 6 van vmbo t/m gymnasium.

Zoek jouw toets